Ik verloor zes kindjes tussen 1997 en 2001. In totaal ben ik zestien maanden zwanger geweest en heb ik nooit een kind gebaard. Mijn oudste kind zou nu 23 jaar oud zijn. Het waren ‘gewone miskramen’ zoals de arts het noemde.
Ik was steeds acht weken zwanger als het kindje stopte met groeien. Vijfmaal was er een curettage nodig om ze uit mijn lichaam te halen. Zelfs daarin faalde mijn lichaam nog. Zelf de miskraam krijgen lukte ook al niet.
Een zwangerschap duurt negen maanden, zegt men wel, om je voor te bereiden op moeder worden. Toen mijn zwangerschappen stuk voor stuk voortijdig afbraken, bleef de zwangerschap in mijn hoofd doorgroeien.
In mijn hoofd was ik zeven maanden zwanger van de eerste, vier maanden zwanger van de tweede. In de spiegel staarde ik naar een lichaam dat vreemd plat was. Wat ik zag klopte niet; ik raakte vervreemd van mijn eigen lichaam.
Ik had altijd een blind vertrouwen gehad in mijn lichaam. Alles deed wat het moest doen. Ik mankeerde niets en daar was ik trots op, alsof ik het verdiend had. Bovenop het falen, kwam het verlies in vertrouwen in mijn lichaam. Als dit niet goed werkt in mijn lijf – zonder dat het te verklaren is – waarop kan ik dan wel vertrouwen?
Na de eerste ontwaakte mijn moedergevoel. Een oergevoel dat ik mijn kindje alsnog wilde beschermen tegen de grote boze wereld. Na de volgende miskramen groeide langzaam het schuldgevoel. Ik had mijn kindjes niet kunnen geven wat ze nodig hadden, niet kunnen beschermen tegen het gevaar. Onredelijk. Ja, dat weet ik, maar toch.
Een tijdlang blokte ik mijn buik uit mijn belevingswereld. Ik bestond uit een hoofd, borstkas en armen, dan een zwart gat en daaronder kwamen mijn benen. Die buik die bedoeld was om leven in te laten groeien, was een plek van de dood geworden. Het was te moeilijk om onder ogen te zien dat dit mijn buik was. Het kostte me maanden om tot een wapenstilstand met mijn lijf te komen.
Ik ben vijf jaar onafgebroken aan het rouwen geweest. Mijn wereld werd klein. Rouwen om miskramen is eenzaam. De kindjes bestonden alleen nog voor mij en een beetje voor mijn geliefde. Voor anderen zijn ze nooit zichtbaar geweest. Het is ongemakkelijk voor de mensen om je heen.
Acht weken zwanger, wat is dat nu helemaal? In de ogen van de mensen om mij heen zag ik dat het wende. Wéér een miskraam, terwijl voor mij ieder nieuw verlies bovenop het vorige kwam. Twee maanden na de derde reageerde een collega: ‘Ben je nu nog steeds met die miskraam bezig?’ De vrouw zelf was even ver zwanger als ik had kunnen zijn.
Kun je proberen om geen band met het kindje te krijgen als je net weet dat je zwanger bent? Nee, dat kon ik niet. Ik kon het niet laten om het lief te hebben, dat kleine guppie in mijn buik. Iedere keer weer opnieuw een wonder. Een uniek leven ontstaan uit de liefde van mijn geliefde en mij.
Het was die liefde die mij erdoorheen sleepte: ik ben blijven houden van mijn kleintjes. Ik weigerde eenvoudigweg om te stoppen met liefde voelen als weer een kindje was gegaan. Omdat ik mijn kleintjes liefhad, had ik zoveel verdriet.
Maar als ik me voor mijn kindjes zou afsluiten, zou ik nergens meer liefde voor kunnen voelen. Zo zou ik niet kunnen leven. De liefde leidde mij uiteindelijk ook weer naar de wereld om me heen, terug naar het leven. Er zijn mensen die om mij geven. Er zijn andere levensplannen gekomen, andere vormen van leven doorgeven. Maar de kindjes gaan altijd met mij mee.
Van proberen kan je leren "Mijn dochter zegt altijd: van proberen kan je leren. Soms lukt het wel en soms ook niet." | Gelukkig en rijk "Als kind had ik een zorgeloos en gelukkig leven en net als ieder meisje droomde ik ervan om later prinses te worden." | A-typische gedichten "Ik ben een uitzondering. De arts denkt van niet. Is dat besef nodig voor genezing?" |